Nederlandse Vereniging van Golfspelende Journalisten
25.08.2023
Of ik de uitslag van Waterland had gezien. De vraag kreeg ik van Marijke, net nadat we gelijktijdig waren gearriveerd op het parkeerterrein van Golfbaan Heelsum. Op deze fraaie heidebaan – in 2002 aangelegd door De Enk Groen&Golf – zouden we onze halvefinalepartij spelen in De Herkansing van de Mr. Glow Matchplaycompetitie.
Ja, ik had gezien dat Marijke twee dagen eerder geen beste dag had beleefd op Waterland. Ze vertelde over het hoge gras naast de soms idioot smalle fairways. Met 23 punten was ze ver verwijderd gebleven van de ereplaatsen, waarop ze vorig jaar (en zeker in haar topjaar 2021, toen ze clubkampioen werd) een abonnement leek te hebben. Ze was moe geweest, verklaarde ze, na een drukke week die vooral gevuld was met vrijwillig PR-werk voor het Stippelberg Open, een wedstrijd op de internationale ProGolf Tour, die op 31 augustus en 1 en 2 september ook nog De Gelpenberg aandoet. (Even terzijde. Winnaar van het Stippelberg werd de Sloveen Zan Luka Stirn, met een score van twaalf onder par over 54 holes. Beste Nederlander: Stan Kraai. Vijfde met negen onder par.)
Eigenlijk was ze nog steeds moe, vertelde Marijke. Zelfs zo dat ze er over had gedacht onze afspraak te verdagen, ook al omdat Roderik, haar man, door fysiek ongemak (ischias) was geveld en haar aandacht verdiende. Maar ze zou niet weten wanneer we dan hadden moeten spelen, met voor ons beiden nogal gevulde agenda’s in de komende weken. Dus onze afspraak toch maar laten staan.
Rook ik mijn kans? Ja en nee. Marijke is altijd een geduchte tegenstander, met imponerende afstanden vanaf de tee. Dat ze in het hoofdtoernooi had verloren van Hannie Verhoeven – het kwam later op de dag nog even ter sprake – lag vooral aan haar tijdelijke onzekerheid op de greens. Dat euvel was inmiddels verholpen. Winnen van Marijke zou hoe dan ook een pittige opgave zijn, maar kansloos waande ik me niet.
Al het hele jaar laat ik weliswaar zwaar wisselvallig spel zien, variërend van middelmatig tot ronduit slecht (en nog geen enkele keer in de buurt van ‘redelijk’ laat staan ‘goed’), maar daags voor onze partij had ik vertrouwen getankt. Ik had mijn swing maar weer eens aangepast, waardoor de ballen (althans vanaf de kunststofmat van de mij vertrouwde drivingrange) weer aardig recht vooruit
gingen. Geen plotselinge shanks, nauwelijks een getopte bal, soms een beetje slice, en precies nul keer een snap hook, die me in het weekeinde vier holes op rij was overvallen, en me even zo veel strepen hadden opgeleverd. Ja, je mag wel zeggen dat ik die ochtend goed gemutst op weg was gegaan naar Heelsum.
Mijn stemming leed er niet onder dat ik onderweg, op de A32 en de A50, vooral voorbij werd gereden, hoewel ik de cruise-control op 103 had gezet. Iedere voorbijganger begeleidde ik met een druk op de claxon, hetgeen mijn humeur alleen maar ten goede kwam. Al weer een tijdje geleden heb ik met mezelf afgesproken dat ik me niet meer wil haasten. Relax! Zouden meer weggebruikers moeten doen. De verkeersveiligheid zou er door toenemen (en het aantal ongelukken navenant dalen). Ook gunstig voor het brandstofgebruik, trouwens, en zoiets als stikstofuitstoot. Was het daar bij de snelheidsbeperking (waarvoor de VVD zich in het voorjaar van 2020 nogal opportunistisch excuseerde bij autorijdend Nederland) niet allemaal om begonnen?
Nadat we de instructies bij de ballenautomaat tot ons hadden genomen, de juiste toetsen hadden gevonden en het ding – o wonder — ballen had gespuwd, was het snel gedaan met mijn optimisme. Op de Heelsumse afslagmat produceerde ik een serie shanks met ongeacht welk ijzer, en gingen mijn drives stuk voor stuk zo ver naar links dat het maar goed was dat de range omzoomd werd door een metershoge afrastering.
Marijke en ik togen naar de eerste tee van de Airborne-lus. ‘Waar gaat u naar toe?’, klonk het plotseling vermanend, toen ik wilde aanleggen voor de eerste afslag van onze partij. Verschrikt draaiden we ons om. De spreker, een man die de starttijd na ons had geboekt, bleek zich niet tot ons te hebben gericht, maar tot een stel in een buggy. Het paar was op het fietspad naast de baan op weg naar de eerste afslag van de Heelsum-lus. De twee hadden de plattegrond niet goed bestudeerd en bovendien een paar routebordjes gemist. ‘U mag daar helemaal niet rijden’, voegde de roeper het stel nog toe.
Enfin, de buggy maakte rechtsomkeert, de rust keerde weer en Marijke en ik gingen onderweg. Tien minuten later had ik drie slagen gedaan, had mijn bal nog geen fairway gezien, en keek Marijke ontspannen toe hoe ik met slag vier probeerde vanuit de rough de green te bereiken. Zij lag al na twee slagen op het kortste gras, met nog een flinke putt voor de boeg. Het was zodoende niet minder dan een klein wonder dat we de hole uiteindelijk deelden, met een bogey. Voor mij bleek het uitstel van executie.
De vegetatie naast de baan (struikgewas, dikke rough, heide) slokte onbarmhartig een paar van mijn ballen op, terwijl Marijke, die op de eerste negen ook nog twee slagen mee kreeg, louter bogeys en pars noteerde. Het was me op de eerste negen niet gegund ook maar een enkel hole’tje te winnen. Als ik nog illusies had gekoesterd, dan boorde Marijke deze resoluut de grond in door de eerste negen af te sluiten met een birdie. Voor de negen Airborne-holes had ze slechts 40 slagen gebruikt, vier boven par, goed voor omgerekend 23 stablefordpunten. Precies het aantal dat ze twee dagen eerder op Waterland pas na achttien holes bijeen had gesprokkeld. Nog veel belangrijker: in onze partij stond ze 6 up.
Vanzelfsprekend begonnen we gewoon aan de tweede negen, de Helsum-lus (Golfbaan Heelsum heeft ook nog een derde lus van negen holes: Sandr). En warempel, Marijke ging plots slordig doen, waardoor ik voor het eerst een hole won, dankzij een par bovendien. Het zal toch niet…? Zou ze nu zenuwachtig worden? Na mijn ronduit beroerde afslag op de elfde (waar Marijke weer gewoon par maakte) was het opnieuw 6 up, en twee holes verder, waar andermaal een bal van mij verloren ging in rough of struikgewas, was de partij gespeeld: 6&5.
We speelden de resterende holes van de Helsum-lus uit, ikzelf met nota bene steeds dezelfde bal, nestelden ons nadien op het fraaie terras, proostten met een glas rosé op een mooie dag, en stelden vast dat we op een ‘avontuurlijke’ baan hadden gespeeld. “Diepe hollows, ruige bunkers, heide en zanddalen”, citeren we uit een tekst op de website. Deze klassieke heidebaan, aangelegd op historisch terrein (WO2), is door de zandondergrond het hele jaar bespeelbaar, met ook in de winter vrijwel altijd zomergreens.
Dat wij hier mochten spelen – zo ongeveer tussen onze woonplaatsen Aarle-Rixtel en Heerenveen in – voor een onvoorstelbaar voordelig tarief bovendien (nul euro), was te danken aan warme connecties van Marijke met De Enk Groen & Golf, waar haar schoonzoon William Boogaarts innovatiemanager is. Onderweg naar huis dacht ik niet meer aan de oorwassing. Er waren ook best dingen goed gegaan. Toch? Zoals putten, chippen en pitchen. Misschien morgen maar weer even naar de drivingrange. En zal ik nu dan toch maar een serie lessen boeken?
Louis
Het was een prachtige warme dag, strakke fairways, hoog gras en zanderige greens. De favoriet Pamela oogde rustig en gedegen. Vastberaden om de pot te winnen. Mijn plan was aan mijn routine vast te houden. Dat ging nog redelijk aardig in het begin, maar al snel werd haar voorsprong groter door weinig fouten te maken. Al snel raakte ik in de verleiding om op goed geluk wat anders te gaan proberen en daar werd het niet beter van. Na het verliezen van hole 12 was Pamela de officiële winnaar. Mijn grote golf-les van deze dag: ‘blijf bij je routines’. De bonus van de mooie dag was om Pamela wat beter te leren kennen. Pam, dank voor de heerlijke dag en veel succes in de volgende ronde.
Het was zo'n dag waarop je het liefst op een schaduwrijk terras zou zitten met een mooi glas Meursault in je hand. Maar golfgoden hadden beslist dat er gewoon een matchplaywedstrijd gespeeld moest worden. De zon deed genadeloos haar best hoog boven de prachtige Hoge Kleij en de fairways smeekten bijna om water. In dit kader is de term hittegolf wel toepasselijk. Ondanks de bloedhitte (30 plus) stond Peter mij op te wachten alsof de temperatuur hem niet deerde. Ik had de toch al schaars aanwezige energie voor een deel verbruikt met het in elkaar zetten van mijn trolley. Dat kloteding moet ik al maanden met flink wat kunst en vliegwerk in elkaar zetten en hopen dat 'ie het weer een rondje volhoudt. Een tas op de rug was met deze temperaturen is geen optie. Met een plus-handicap (Peter dus en niet ondergetekende) op zak is inslaan blijkbaar niet echt nodig want we begonnen met een koude cola (och man wat kan dat soms lekker zijn) op het terras. Paar putjes en op weg naar de eerste tee. Volgens het caddieboekje Hole 1. "Een relatief makkelijke par 5 die voor longhitters eenvoudig in twee te halen is. En ja hoor, meteen raak: eagle op de eerste hole (voor Peter dus) BAM, in één klap alle hoop aan diggelen. En alsof dat nog niet genoeg was maakt hij een birdie op de tweede hole. Ik dacht nog slim te zijn door vanaf de rode tees te spelen. Maar tegen Peter werkt dat natuurlijk voor geen meter. Hij speelt zijn eigen spel, en mijn "tactische zet" had net zo goed een mop kunnen zijn. Peter ging door als een machine. Drives zo strak als Madonna in de jaren 80 en putts zo zeker als de Belastingdienst. De ene na de andere hole pakte hij zonder te knipperen. 5 down na 9. De Hoge Kleij lag erbij als zijn persoonlijke trainingsveld en ik was de sparringpartner die hij niet nodig had. Vanaf rood spelen? Kansloos. Terwijl ik al na de eerste paar holes stond te zweten en hijgend een slok water nam, knalde Peter stoïcijns door. Elke hole een lesje in nederigheid. Halverwege wist ik het wel: dit was geen wedstrijd, dit was een eenzijdige slachtpartij. Peter was heer en meester op de Hoge Kleij, ik kon niet meer dan toekijken en leren. Bij hole 14 was het gedaan (5&4). Dit was niet zomaar (hitte)golfen. Dit was Peter van Weel die op de heetste dag van het jaar de baan liet zien wie de baas was (-1 over de ronde) En ik? Ik was het decor.
Ach, hoe aandoenlijk. Papa en mama nijlgans met, als we het goed zien, zes pullen. Op de foto gezet door Marijke Brouwers op golfbaan Kralingen. De linkse gans zien we al wat agressief kijken en ja hoor, het gebeurde. Marijke werd aangevallen door het beest. 'Ik was te verbouwereerd om daar ook een foto van te maken', meldt ze. Voortaan snel doorlopen maar, want wat lezen we op het world wide web: Een koppel nijlganzen bezet een territorium van meer dan een kilometer oeverlengte, waar elke andere vogelsoort uit wordt verdreven. Zeker in de tijd dat ze pullen hebben zijn ze zo agressief dat zelfs vossen ervoor wijken. Een woedende nijlgans is een geduchte tegenstander. Aan het handgewricht heeft hij een stompe hoornachtige spoor, een soort boksbeugel waarmee hij enorme klappen kan uitdelen.
De kwartfinale tussen Willem Schouten en mij vond plaats op een voor mij bekende plek: Golfpark De Haenen. Thuisvoordeel, weten waar je wel en waar je niet moet liggen. Je kent het wel. Bovendien had ik vijf dagen daarvoor mijn personal best gelopen op diezelfde baan. Alle reden dus om deze wedstrijd met vertrouwen tegemoet te zien. Het treffen kwam in de afspraak-maakfase wat moeizaam tot stand, zo midden in het vakantieseizoen. Tel daarbij op die vermaledijde rug van Willem, die hem nogal eens parten speelt.
Sinds Collet en ik in de zomer van 2006 collega's werden stonden we misschien wel een paar honderd keer samen op de baan. En vaak leverde dat dan een rondje matchplay op. Nooit voor het eggie – in de bijna twintig jaar dat we beiden lid zijn van de NVGJ troffen we elkaar nooit in de Mr. Glow Matchplay competitie – maar wel heel vaak om een drankje of bragging rights. Niet dat er meestal veel op valt te scheppen overigens. Of de wedstrijd nu over negen holes gaat of dat we alle scores van alle rondes tijdens een van onze springbreaks bij elkaar optellen, het einde is tamelijk voorspelbaar: de ontknoping volgt vrijwel zonder uitzondering pas op de laatste hole waar dan een van beiden een putt heeft van (meestal) een metertje om de wedstrijd te beslissen. De ene keer valt het kwartje mijn kant op, de andere keer die van mijn collega, maar vrijwel altijd hadden we de ronde ook af kunnen doen met een puttwedstrijd om daarna direct aan het bier te gaan. Voor we toekomen aan het verslag van onze ontmoeting op een winderig Houtrak verdient de term 'springbreak' misschien enige toelichting. In Amerika word je tenslotte als man van middelbare leeftijd direct met een argwanende blik gadegeslagen als je aankondigt op springbreak te gaan. Immers, springbreak is in de Verenigde Staten (en Canada, Japan, Korea en China zo lezen we op Wikipedia) een voorjaarsvakantie waar de studerende jeugd volledig los gaat en zich verliest in dronkenschap, seksualiteit en openbaar nudisme. Opnieuw met verwijzing naar Wikipedia: "Bewoners van de regio waren zo geschokt door de aangerichte schade van de vakantiegangers, dat de lokale overheid verschillende beperkingen invoerde in 1985. In 1989 waren er slechts 20.000 toeristen, een schijntje vergelijken met de 350.000 bezoekers vier jaar eerder. De springbreak toeristen gingen in plaats daarvan naar het meer liberale Daytona Beach waar nu jaarlijks meer dan 200.000 studenten naar toe reizen." Voor de goede orde (het is toch maar liever gezegd): de heren Paehlig en Collet tref je tijdens Springbreak niet in te weinig kleding aan op een overbevolkt strand met een cocktail in de hand en naar Amerika reisden we ook nooit af. Nee, vrijwel vanaf het begin van onze samenwerking bij Golfers Magazine proberen we één keer in het jaar samen op persreis te gaan, bij voorkeur aan het begin van het seizoen als onze beider agenda's nog een beetje ruimte laten. Hoewel we ook naar Duitsland reisden of in België banen bezochten, is de eerste inzet altijd om naar de overkant van het kanaal te gaan. Lekker uitwaaien aan de Engelse, Schotse of Welshe kust. Een paar dagen bikkelen op de links met na afloop een goede pint bier. Mooier wordt het niet. Een goede pint zou er vandaag zeker niet inzitten wisten we al bij voorbaat. Met een starttijd om 08.00 uur, twee vlot doorspelende mannen en niemand voor ons, zou de tap dan wel héél vroeg open moeten. Wat er wel in zat was het rondje bikkelen. Niet door regen of kou, wel door de harde wind die over de open baan van De Houtrak jakkerde. Windkracht zes a zeven, code geel hing in de lucht. Survivalgolf, dat zou het worden nu de wind zo hard waaide dat ons rondje op Noordwijk van enkele dagen eerder (je hebt van die weken...) geen oefenronde maar een walk in the park bleek te zijn geweest. Datzelfde rondje op Noordwijk leerde me dat mijn collega het lek nog altijd niet boven had. Het lek? Ja, het lek. Foeke heeft wel eens betere seizoenen meegemaakt. Zijn immer spatzuivere houtje 3 (who needs a driver?) laat hem vaker dan hem lief is in de steek, waardoor hij regelmatig niet vanuit het midden van de fairway maar uit de diepe rough moet spelen. Dat bood kansen, voorvoelde ik, al was het mindere spel van dit seizoen om een paar andere reden juist weer geen garantie. Een: waar onze handicap meestal een paar puntjes achter de komma verschilt, moest ik nu twee slagen geven. En dat in de wetenschap (twee) dat Foeke een buitengewone geduchte tegenstander is in de strijd om de Joop van der Flier trofee. In 2012 en in 2017 won hij de trofee en in veel andere jaren deed hij lang mee om de prijzen. Goede focus, even geen gebabbel en als het zo uitkomt mag je ineens die korte putt gewoon maken. Matchplay uit het boekje en voorwaar een tegenstander om respect voor te hebben. Al op de eerste hole kwam hij op voorsprong nadat ik zowel de fairway- als de greensidebunker had gevonden. Die stand bleef het tot en met hole 6 op het bord staan. Vier holes maakten we dezelfde score en op de par-4 derde maakte hij goed gebruik van de slag die hij kreeg. Vanaf hole 7 ging het helemaal mis. Voor mij dan. Waar Foeke twee parren en een bogey maakte, liep ik achtereenvolgens met een bogey, een dubbele bogey en zelfs een triple bogey van de hole waardoor het bij de turn ineens 4up stond voor Collet en dat laatste puttje veel eerder dreigde te gaan vallen. Na dertien holes was het verschil weliswaar teruggebracht tot twee holes, nadat Foeke op de tweede hole waar hij een slag kreeg wél gebruik maakte van dat voordeeltje (waardoor mijn par terstond waardeloos werd) stond het dormie 3 en leek het een kwestie van tijd voor ik mijn collega de hand moest schudden. Dat duurde uiteindelijk nog verdomde lang. Vijftien verloor ik dan wel met een par, op zestien en zeventien was diezelfde par wel goed genoeg om de hole te winnen waardoor het verschil op de tee van de achttiende nog maar 1 hole was. Moet ik het verloop van de laatste hole nog beschrijven of kan de lezer het zelf wel invullen? Nadat ik mijn lange putt net niet had weten te maken en intikte voor een par, had Foeke een putt van iets meer dan een meter om de partij naar zich toe te trekken. Terwijl de wind gezelschap had gekregen van de regen rolde mijn collega de bal gedecideerd in de hole waardoor mijn matchplayseizoen er op zit en Foeke zich op mag maken voor de halve finale tegen de winnaar van de partij tussen Jeroen en Peter. Wat ik op de eerste tee al zei bleek weer waar. Of we nu negen holes matchplay spelen, achttien of zelfs 108 holes bij elkaar optellen zoals ooit in Engeland, de ontknoping is nimmer een verrassing. Volgende keer meteen naar achttien voor een putt van een meter?
Onderstaande schrijven van Henri werd bij de redactie aangeleverd in reactie op het matchplayverslag dat Martijn schreef na afloop van dienst match tegen Gerald. In dat verslag beschreef Martijn een situatie die Henri min of meer bekend voorkwam. Door een misverstand is het artikel nooit op de site verschenen, met excuses aan de schrijver bij deze alsnog. Martijn wilde dus zo niet winnen. Iedereen zal de situatie herkennen of tenminste begrijpen. Nee, je wilt niet winnen door een stomme fout van je tegenstander. Niet in golf, tenminste, liever niet... Omdat deze site er ook is voor divertissement en polemiek, draag ik graag twee anekdotes bij. Wat er bij de match Martijn-Gerald gebeurde, deed me meteen denken aan een gelijkaardig voorval tijdens een matchplay-match van vorig jaar tegen René. Op een cruciaal moment, ik geloof dat het om hole 16 ging, lag mijn balletje ook op minder dan een meter van de hole. Die van René lag op de rand van de green, een meter of 20 van de vlag. Het onvoorstelbare gebeurde: René maakte ‘m. En ik pakte m’n bal op, met het idee dat de hole verloren was. René: ‘Wat doe je nou?’ En nog moest hijuitleggen dat ik de hole nog kon halven… Totale paniek in mijn hoofd. Stotterend opperde ik: ‘Mag ik ‘m dan alsnog maken?’ René keek zoals Martijn dacht: tuurlijk, ‘want zo wil ik niet winnen.’ Maar voordat hij had kunnen zeggen dat het mocht, had ik al besloten: nee, ik heb een fout gemaakt, een fout is een fout, hole voor René. En een paar minuten later: match voor René. Bovenstaande illustreert op de eerste plaats dat ik een man ben die traag is van begrip. Ik heb tijd nodig om dingen te doorzien. Soms veel tijd. Daar komt bij dat ik weinig assertief ben van nature en ook niet ad rem, gevat. Het is een van de redenen dat ik graag op onze app ‘NVGJ at WORK’ kijk. Daar kan ik smullen van de rappen van geest, een Rob Hoogland, een René Brouwer, een Helene Wiesenhaan, een Ruud van Breugel, een Pamela Sturhoofd, een Anton Kuijntjes! (Via onze app werd ik er door hen op geattendeerd dat Andy afgelopen zondag zijn laatste voetbalwedstrijd als radioverslaggever zou beleven. Niemand die toen al wist dat Andy later in de week de Slugger Award zou krijgen, die hem natuurlijk van harte is gegund. Enfin, ik keek dus zondag tv en luisterde onderwijl naar zijn en Ragnars verslag van Spanje-Engeland. Na drie minuten kon iedereen zien dat het vermoedelijk een, laten we zeggen, moeizame affaire zou worden. Geen aanvalsopzet lukte, zelfs bij de besten sprongen de ballen van hun voet, volop nervositeit. Dat bleef zo, het was niet om aan te zien. Na een half uur kwam Andy daarom tot mijn stomme verbazing tussenbeide door te melden dat we naar ‘een leuke, spannende wedstrijd’ zaten te kijken… Was dit een gevalletje van professionele deconfiture, een aanwijzing dat ook Andy een man is met een wellicht op andere momenten optredende traagheid van begrip of zou er een geheime, misschien ‘journalistieke’ oorzaak zijn voor dit toch wel opmerkelijke stukje verslaggeving?) Zo zie je maar: ik ben meer van de gedachte achteraf dan van de eerste inval. Maar nu die tweede anekdote, die te maken heeft met de eerste en ook met mijn talent om veel later dan anderen in de gaten te hebben waar het over gaat, meestal toch… Ik doe even verslag van een moment uit onze laatste Master, 6 november 2023, op het Rijk van Nunspeet. De eerste twee in de Order of Merit tegen elkaar: Van der Steen tegen Kuijntjes. De een is nog slechter dan de ander. Ik speel waardeloos, Anton ook. Naderhand, in zijn speech, zou hij zeggen dat er wel vijf afslagen van hem in het bos verdwenen. Dat klopte. De vijfde keer is op hole 9. Anton vindt zijn bal weer en slaat die terug de fairway op. Maar iets te hard. De bal rolt mijn richting op, over de fairway… in een kuiltje. Ik dacht meteen: dat kost hem een slag. Hier moet ik even vermelden dat Anton me voor de match op het hart had gedrukt dat we mochten plaatsen, maar alleen op de fairway. Ik loop intussen verder, Anton komt aanlopen, ik draai me om en… zie Anton met de bal in z’n hand staan. ‘Ik heb ‘m opgepakt’, zegt hij, schijnbaar tot zijn eigen verwondering. Wat nu? Ik loop naar hem toe en doe iets wat me nog altijd achtervolgt: ik zeg zoiets als ‘Het is goed, Anton, ik vind het toch al een rare regel, leg ‘m maar gewoon terug.’ En ik draai me om, richting m’n eigen bal. Wat er vervolgens gebeurt, tart m’n verbeelding, vooral achteraf: Anton geeft ‘m van pakweg 170 meter een hengst en… legt het balletje een meter van de pin. En vanaf dat moment is Anton los. Een paar uur later wordt hij gehuldigd als de nieuwe kampioen. Pas veel later realiseerde ik me dat Anton die bal nooit vanuit dat kuiltje kon hebben geslagen. Ik heb het er met hem ook nooit meer over gehad. Het is goed mogelijk dat hij niet heeft gezien dat zijn bal aanvankelijk in een kuiltje lag, gedropt heeft en dat kuiltje heeft kunnen mijden. Het verhaal is hier niet af. Ver na de wedstrijd reed ik naar huis. Onderweg belde ik mijn geliefde, die me al langer kent. (Ik stuurde haar in 1966 een eerste liefdesbriefje; we zaten in dezelfde klas van de Mulo) Zij is wel snel van begrip, bovendien zeer ad rem en nuchter. Toen ik haar kont deed vroeg ze: ‘En Anton accepteerde jouw voorstel?’ Ik zei: ‘Ja.’ Ze zei: ‘Zou jij zo’n voorstel ook hebben geaccepteerd?’ Het was even stil. Ik schrok. Verrek. ‘Nee’, zei ik. Hier ongeveer eindigt de anekdote. Maar voor mij was de affaire niet voorbij. De hele winter heb ik me afgevraagd waarom ik op dat ene moment (de finale van een serieuze wedstrijd) in hemelsnaam niet de tegenwoordigheid van geest heb gehad te denken: ja, Anton, je hebt zelf nog eens gewezen op de regel: niet oppakken buiten de fairway. Waarom heb ik toen niet in elk geval Anton zelf de oplossing laten verzorgen? Die vraag houdt me nog altijd bezig. Niet de vraag wat hij had kunnen of moeten doen. Het is geen vraag van ethiek. We profiteren allemaal weleens – niet bij golf, in het algemeen, bedoel ik - van een gelegenheid waar iemand anders iets niet ziet of weet, dat is de menselijke natuur. Ik verwijt Anton niets, niets! Maar ik wilde natuurlijk weer ‘pleasen’ (en de conflictvermijder uithangen…) in plaats van Anton zelf te laten zeggen wat hem redelijk leek. Wat zou er dan zijn gebeurd…? Wat zou er trouwens zijn gebeurd als ik sneller had begrepen dat we allebei (hij als speler, ik als marker) goed beschouwd fraude hadden gepleegd? Dat laatste realiseerde ik me pas dagen later. Als ik deze kwestie aan de wedstrijdtafel bekend had gemaakt, was er mogelijk geen ander oordeel geweest dan dat we beiden waren gediskwalificeerd. En dan was Martijn kampioen geworden (en Marijke tweede).