Nederlandse Vereniging van Golfspelende Journalisten
21.10.2020
Doordat het clubhuis van de Hoge Kleij dicht is spreken Carien van Beek en ik elkaar in De Groene Afslag, nu een trendy horecagelegenheid met duurzaamheid in het hoogste vaandel, na de Tweede Wereldoorlog het interneringskamp Crailo – een plek waar Cariens’ vader bijna was ondergebracht, zoals zij schrijft in haar boek Verzet en SS, Het verzwegen verleden van een vader. Het boek wordt binnenkort officieel gepresenteerd en dat is de aanleiding voor onze afspraak met ons onvolprezen lid Carien.
Carien werkte er zeven jaar aan, in de periode tussen 2010 en 2017. Nu telt het een kleine 250 bladzijden, maar toen het in 2017 ‘af’ was, was het twee keer zo dik en bevatte het veel meer historische achtergronden dan in deze uitgave terecht is gekomen. Het vele schrappen gebeurde onder invloed van de uitgever, die meer zag in het verslag van een persoonlijke speurtocht naar het tamelijk bijzondere oorlogsverleden van haar vader. Van wie zij altijd dacht dat hij ‘goed’ was geweest en ondergedoken had gezeten, tot zij opeens, tussen neus en lippen door, van een neef te horen krijgt: ‘Dat verhaal over jouw vaders onderduik bij opa en oma klopt niet hoor. Hij was een landverrader. Hij heeft gevochten in Rusland.’
In het boek heet Carien Cecilia Debagis, haar man Jeroen, haar vader George: ‘Vernoemd naar zijn verzetsnaam’, vertelt ze in De Groene Afslag. Alle namen in het boek, ‘min of meer historisch verantwoord’, zijn veranderd maar de personen, van familieleden zoals haar moeder, tantes en neven en mensen die zij op haar speurtocht tegenkomt, leven of hebben geleefd.
Obsessief op zoek
Verzet en SS gaat over George, maar minstens zoveel over Cecilia, over hoe zij obsessief op zoek gaat naar het verleden van haar vader. Aanvankelijk had Carien niet het idee om van haar naspeuringen een verslag te maken, in wat voor vorm dan ook. ‘Anders had ik in het begin de dingen wel nauwkeuriger opgeschreven. Eerst wilde ik alleen maar weten hoe het nu werkelijk zat met mijn vader. Al die tegenstrijdige dingen, in het verzet én NSB’er. Hoe kon dat?’ Maar naar mate ze meer mensen spreekt en dingen leest in de archieven van het NIOD en het Nationaal Archief, komt de (afgestudeerde) antropologe in haar boven. Om meer te kunnen begrijpen van de tijd waarover zij leest en hoort, bezoekt ze gastcolleges aan de Universiteit van Amsterdam: Europese geschiedenis, Duitse geschiedenis, maar ook over jazzmuziek, want haar vader van was ook jazzmuzikant. En over het Katholicisme dat een steeds nadrukkelijker rol lijkt te spelen bij keuzes die haar vader en anderen in die tijd hebben gemaakt. De Russen en niet de Duitsers vormden het ware gevaar voor het katholieke geloof; kerken werden verbrand en geestelijken vermoord.
Letterlijk in voetsporen van George
Ze gaat bij haar onderzoek nog verder, zoals ze heeft geleerd: ‘Als antropoloog moet je gaan kijken, voelen, ervaren. Je moet mensen spreken, niet alleen maar achter je bureau studeren.’ Ze maakt reizen waarbij ze plaatsen bezoekt, waar haar vader opgesloten of gelegerd is geweest. Ze reist naar het oosten van Oekraïne en Rusland, zo’n beetje letterlijk in de voetsporen van George. ‘Maar dat moest in de winter. Ik wilde zelf weten hoe het is om daar bij 35 graden onder nul te lopen. Ik moest het vóelen.’ Nu ligt er een boek, waarin zwart en wit niet lijken te bestaan, waarin vrienden elkaar verraden en waarin grote aantallen Nederlanders, na de oorlog, zo slecht blijken te zijn als nazi’s tijdens de oorlog. Ze houdt er rekening mee dat het heftige reacties te weeg gaat brengen. ‘Ik zie wel wat voor shit ik over me geen ga krijgen’, vertelt ze, bij de koffie. Dat de geschiedenis behoorlijk is verbouwd had ze al eerder gehoord, van historicus Chris van der Heijden, die het eerste exemplaar ook in ontvangst zal nemen: ‘Er waren misschien 45.000 Nederlanders echt actief geweest in het verzet maar naar de oorlog leken het er wel een miljoen.’
Haar onderzoek werpt stap voor stap licht op de bizarre geschiedenis van haar vader, van kort voor tot na de oorlog. In het kort: hij neemt deel aan de Februaristaking van 1941 waardoor hij zijn baan verliest, tekent later, dronken gevoerd door een vriend, bij de Waffen-SS, deserteert uiteindelijk en duikt onder. Tijdens die periode wordt hij opgenomen in een verzetsgroep. Direct na de bevrijding fietst hij naar Amsterdam om het feest mee te vieren, maar hij wordt opgepakt, nu door de Nederlandse politie, door een vriend aangegeven, die wist dat hij een tijd bij de Waffen-SS had gezeten.
‘Geen haar beter dan de nazi’s’
George zit twee jaar vast, in onder meer één van de beruchtste interneringsplekken van Amsterdam: de Levantkade, zonder enige vorm van proces. ‘In de voormalige kampen van de bezetter’, schrijft Carien, ‘namen Nederlanders op mensonterende wijze wraak op ‘foute’ Nederlanders. Wat daar gebeurde, zou even erg zo niet erger zijn geweest dan wat de nazi’s deden tijdens de oorlog, de vernietigingskampen uitgesloten uiteraard. Als dat klopt zijn bepaalde Nederlanders geen haar beter dan de nazi’s en moet een aantal hoofdstukken in onze geschiedenisboeken nodig herschreven worden.’
George trouwt later met de moeder van Carien. Haar moeder wordt in het boek niet ontzien, onder meer door de vermelding dat zij zich Cariens’ kindsdeel van de erfenis had toegeëigend. Waarom, vraag ik Carien, deze ontboezeming over haar moeder? ‘Omdat alles open moest. Het was een opeenstapeling van de dingen. Dat iedereen in mijn omgeving wist van de geschiedenis van mijn vader, behalve ik.’ Haar moeder heeft het boek uiteindelijk niet meer kunnen lezen. ‘In het begin’, zegt Carien, ‘heeft ze me steeds gezegd te stoppen met mijn onderzoek. Hou er toch mee op, je vader was goed, klaar. Maar uiteindelijk was ze toch trots: als iemand kan uitvinden hoe het precies zat, ben jij het wel.’
Wandelen van Canterbury naar Rome
Het jarenlange zwijgen en de schokkende gebeurtenissen die ze vindt, tasten ook haar gezondheid aan: ze raakt aan een arm verlamd. Ze kreeg het advies te gaan wandelen. ‘Een goede manier om te verwerken, je gedachten laten gaan.’ Ook dat deed ze op z’n Cariens, geen half werk: ‘Mijn man en ik zijn in etappes van Canterbury naar Rome gelopen, 1800 km. Voor éen van die etappes heeft Karel
van de Graaf ons nog een keer afgezet bij Calais, na een paar dagen met de NVGJ bij Hardelot.’ Het wandelen werkt louterend en inmiddels is ze alweer een aantal jaren volledig genezen. Goed en fout – meer dan ooit bleken het diffuse begrippen, leerde Carien, zoals ze ontdekte dat een oorlog ook zoveel meer kanten heeft. ‘Hij is door de ene vriend erin geluisd door hem dronken te voeren en hem bij de Waffen-SS te laten tekenen. Door een andere vriend verraden, ofschoon hij wist dat George ook in het verzet had gezeten en ongelooflijk veel spijt had van zijn tijd bij de SS.’
Huilend in het Nationaal Archief
Haar onderzoek heeft haar een vollediger beeld gegeven van haar vader. Waarom heeft ze het voor anderen ook opgeschreven in een boek? ‘Ik heb van zoveel mensen gehoord dat ze vragen hebben over hun ouders, over grootouders. Ik heb in het Nationaal Archief mensen zien huilen toen ze dossiers over hun opa en oma zaten te lezen. Misschien kan ik andere mensen ook helpen met dit verhaal. Om te laten zien dat de werkelijkheid soms veel complexer is dan we geneigd zijn om te denken.’
De officiële presentatie van het boek op 22 oktober kan vanwege de corona maatregelen niet doorgaan. In plaats daarvan is Carien op die dag bij Tijd voor Max, op NPO 1 tussen 17.10 en 18.00 om te vertellen over haar boek en haar zoektocht.
Verzet en SS, het verzwegen verleden van een vader. ISBN 9789082947076, € 21,99, vanaf 22oktober verkrijgbaar in de (online) boekhandel
Uitgeverij: Schaep14
René Brouwer
Het was een prachtige warme dag, strakke fairways, hoog gras en zanderige greens. De favoriet Pamela oogde rustig en gedegen. Vastberaden om de pot te winnen. Mijn plan was aan mijn routine vast te houden. Dat ging nog redelijk aardig in het begin, maar al snel werd haar voorsprong groter door weinig fouten te maken. Al snel raakte ik in de verleiding om op goed geluk wat anders te gaan proberen en daar werd het niet beter van. Na het verliezen van hole 12 was Pamela de officiële winnaar. Mijn grote golf-les van deze dag: ‘blijf bij je routines’. De bonus van de mooie dag was om Pamela wat beter te leren kennen. Pam, dank voor de heerlijke dag en veel succes in de volgende ronde.
Het was zo'n dag waarop je het liefst op een schaduwrijk terras zou zitten met een mooi glas Meursault in je hand. Maar golfgoden hadden beslist dat er gewoon een matchplaywedstrijd gespeeld moest worden. De zon deed genadeloos haar best hoog boven de prachtige Hoge Kleij en de fairways smeekten bijna om water. In dit kader is de term hittegolf wel toepasselijk. Ondanks de bloedhitte (30 plus) stond Peter mij op te wachten alsof de temperatuur hem niet deerde. Ik had de toch al schaars aanwezige energie voor een deel verbruikt met het in elkaar zetten van mijn trolley. Dat kloteding moet ik al maanden met flink wat kunst en vliegwerk in elkaar zetten en hopen dat 'ie het weer een rondje volhoudt. Een tas op de rug was met deze temperaturen is geen optie. Met een plus-handicap (Peter dus en niet ondergetekende) op zak is inslaan blijkbaar niet echt nodig want we begonnen met een koude cola (och man wat kan dat soms lekker zijn) op het terras. Paar putjes en op weg naar de eerste tee. Volgens het caddieboekje Hole 1. "Een relatief makkelijke par 5 die voor longhitters eenvoudig in twee te halen is. En ja hoor, meteen raak: eagle op de eerste hole (voor Peter dus) BAM, in één klap alle hoop aan diggelen. En alsof dat nog niet genoeg was maakt hij een birdie op de tweede hole. Ik dacht nog slim te zijn door vanaf de rode tees te spelen. Maar tegen Peter werkt dat natuurlijk voor geen meter. Hij speelt zijn eigen spel, en mijn "tactische zet" had net zo goed een mop kunnen zijn. Peter ging door als een machine. Drives zo strak als Madonna in de jaren 80 en putts zo zeker als de Belastingdienst. De ene na de andere hole pakte hij zonder te knipperen. 5 down na 9. De Hoge Kleij lag erbij als zijn persoonlijke trainingsveld en ik was de sparringpartner die hij niet nodig had. Vanaf rood spelen? Kansloos. Terwijl ik al na de eerste paar holes stond te zweten en hijgend een slok water nam, knalde Peter stoïcijns door. Elke hole een lesje in nederigheid. Halverwege wist ik het wel: dit was geen wedstrijd, dit was een eenzijdige slachtpartij. Peter was heer en meester op de Hoge Kleij, ik kon niet meer dan toekijken en leren. Bij hole 14 was het gedaan (5&4). Dit was niet zomaar (hitte)golfen. Dit was Peter van Weel die op de heetste dag van het jaar de baan liet zien wie de baas was (-1 over de ronde) En ik? Ik was het decor.
Ach, hoe aandoenlijk. Papa en mama nijlgans met, als we het goed zien, zes pullen. Op de foto gezet door Marijke Brouwers op golfbaan Kralingen. De linkse gans zien we al wat agressief kijken en ja hoor, het gebeurde. Marijke werd aangevallen door het beest. 'Ik was te verbouwereerd om daar ook een foto van te maken', meldt ze. Voortaan snel doorlopen maar, want wat lezen we op het world wide web: Een koppel nijlganzen bezet een territorium van meer dan een kilometer oeverlengte, waar elke andere vogelsoort uit wordt verdreven. Zeker in de tijd dat ze pullen hebben zijn ze zo agressief dat zelfs vossen ervoor wijken. Een woedende nijlgans is een geduchte tegenstander. Aan het handgewricht heeft hij een stompe hoornachtige spoor, een soort boksbeugel waarmee hij enorme klappen kan uitdelen.
De kwartfinale tussen Willem Schouten en mij vond plaats op een voor mij bekende plek: Golfpark De Haenen. Thuisvoordeel, weten waar je wel en waar je niet moet liggen. Je kent het wel. Bovendien had ik vijf dagen daarvoor mijn personal best gelopen op diezelfde baan. Alle reden dus om deze wedstrijd met vertrouwen tegemoet te zien. Het treffen kwam in de afspraak-maakfase wat moeizaam tot stand, zo midden in het vakantieseizoen. Tel daarbij op die vermaledijde rug van Willem, die hem nogal eens parten speelt.
Sinds Collet en ik in de zomer van 2006 collega's werden stonden we misschien wel een paar honderd keer samen op de baan. En vaak leverde dat dan een rondje matchplay op. Nooit voor het eggie – in de bijna twintig jaar dat we beiden lid zijn van de NVGJ troffen we elkaar nooit in de Mr. Glow Matchplay competitie – maar wel heel vaak om een drankje of bragging rights. Niet dat er meestal veel op valt te scheppen overigens. Of de wedstrijd nu over negen holes gaat of dat we alle scores van alle rondes tijdens een van onze springbreaks bij elkaar optellen, het einde is tamelijk voorspelbaar: de ontknoping volgt vrijwel zonder uitzondering pas op de laatste hole waar dan een van beiden een putt heeft van (meestal) een metertje om de wedstrijd te beslissen. De ene keer valt het kwartje mijn kant op, de andere keer die van mijn collega, maar vrijwel altijd hadden we de ronde ook af kunnen doen met een puttwedstrijd om daarna direct aan het bier te gaan. Voor we toekomen aan het verslag van onze ontmoeting op een winderig Houtrak verdient de term 'springbreak' misschien enige toelichting. In Amerika word je tenslotte als man van middelbare leeftijd direct met een argwanende blik gadegeslagen als je aankondigt op springbreak te gaan. Immers, springbreak is in de Verenigde Staten (en Canada, Japan, Korea en China zo lezen we op Wikipedia) een voorjaarsvakantie waar de studerende jeugd volledig los gaat en zich verliest in dronkenschap, seksualiteit en openbaar nudisme. Opnieuw met verwijzing naar Wikipedia: "Bewoners van de regio waren zo geschokt door de aangerichte schade van de vakantiegangers, dat de lokale overheid verschillende beperkingen invoerde in 1985. In 1989 waren er slechts 20.000 toeristen, een schijntje vergelijken met de 350.000 bezoekers vier jaar eerder. De springbreak toeristen gingen in plaats daarvan naar het meer liberale Daytona Beach waar nu jaarlijks meer dan 200.000 studenten naar toe reizen." Voor de goede orde (het is toch maar liever gezegd): de heren Paehlig en Collet tref je tijdens Springbreak niet in te weinig kleding aan op een overbevolkt strand met een cocktail in de hand en naar Amerika reisden we ook nooit af. Nee, vrijwel vanaf het begin van onze samenwerking bij Golfers Magazine proberen we één keer in het jaar samen op persreis te gaan, bij voorkeur aan het begin van het seizoen als onze beider agenda's nog een beetje ruimte laten. Hoewel we ook naar Duitsland reisden of in België banen bezochten, is de eerste inzet altijd om naar de overkant van het kanaal te gaan. Lekker uitwaaien aan de Engelse, Schotse of Welshe kust. Een paar dagen bikkelen op de links met na afloop een goede pint bier. Mooier wordt het niet. Een goede pint zou er vandaag zeker niet inzitten wisten we al bij voorbaat. Met een starttijd om 08.00 uur, twee vlot doorspelende mannen en niemand voor ons, zou de tap dan wel héél vroeg open moeten. Wat er wel in zat was het rondje bikkelen. Niet door regen of kou, wel door de harde wind die over de open baan van De Houtrak jakkerde. Windkracht zes a zeven, code geel hing in de lucht. Survivalgolf, dat zou het worden nu de wind zo hard waaide dat ons rondje op Noordwijk van enkele dagen eerder (je hebt van die weken...) geen oefenronde maar een walk in the park bleek te zijn geweest. Datzelfde rondje op Noordwijk leerde me dat mijn collega het lek nog altijd niet boven had. Het lek? Ja, het lek. Foeke heeft wel eens betere seizoenen meegemaakt. Zijn immer spatzuivere houtje 3 (who needs a driver?) laat hem vaker dan hem lief is in de steek, waardoor hij regelmatig niet vanuit het midden van de fairway maar uit de diepe rough moet spelen. Dat bood kansen, voorvoelde ik, al was het mindere spel van dit seizoen om een paar andere reden juist weer geen garantie. Een: waar onze handicap meestal een paar puntjes achter de komma verschilt, moest ik nu twee slagen geven. En dat in de wetenschap (twee) dat Foeke een buitengewone geduchte tegenstander is in de strijd om de Joop van der Flier trofee. In 2012 en in 2017 won hij de trofee en in veel andere jaren deed hij lang mee om de prijzen. Goede focus, even geen gebabbel en als het zo uitkomt mag je ineens die korte putt gewoon maken. Matchplay uit het boekje en voorwaar een tegenstander om respect voor te hebben. Al op de eerste hole kwam hij op voorsprong nadat ik zowel de fairway- als de greensidebunker had gevonden. Die stand bleef het tot en met hole 6 op het bord staan. Vier holes maakten we dezelfde score en op de par-4 derde maakte hij goed gebruik van de slag die hij kreeg. Vanaf hole 7 ging het helemaal mis. Voor mij dan. Waar Foeke twee parren en een bogey maakte, liep ik achtereenvolgens met een bogey, een dubbele bogey en zelfs een triple bogey van de hole waardoor het bij de turn ineens 4up stond voor Collet en dat laatste puttje veel eerder dreigde te gaan vallen. Na dertien holes was het verschil weliswaar teruggebracht tot twee holes, nadat Foeke op de tweede hole waar hij een slag kreeg wél gebruik maakte van dat voordeeltje (waardoor mijn par terstond waardeloos werd) stond het dormie 3 en leek het een kwestie van tijd voor ik mijn collega de hand moest schudden. Dat duurde uiteindelijk nog verdomde lang. Vijftien verloor ik dan wel met een par, op zestien en zeventien was diezelfde par wel goed genoeg om de hole te winnen waardoor het verschil op de tee van de achttiende nog maar 1 hole was. Moet ik het verloop van de laatste hole nog beschrijven of kan de lezer het zelf wel invullen? Nadat ik mijn lange putt net niet had weten te maken en intikte voor een par, had Foeke een putt van iets meer dan een meter om de partij naar zich toe te trekken. Terwijl de wind gezelschap had gekregen van de regen rolde mijn collega de bal gedecideerd in de hole waardoor mijn matchplayseizoen er op zit en Foeke zich op mag maken voor de halve finale tegen de winnaar van de partij tussen Jeroen en Peter. Wat ik op de eerste tee al zei bleek weer waar. Of we nu negen holes matchplay spelen, achttien of zelfs 108 holes bij elkaar optellen zoals ooit in Engeland, de ontknoping is nimmer een verrassing. Volgende keer meteen naar achttien voor een putt van een meter?
Onderstaande schrijven van Henri werd bij de redactie aangeleverd in reactie op het matchplayverslag dat Martijn schreef na afloop van dienst match tegen Gerald. In dat verslag beschreef Martijn een situatie die Henri min of meer bekend voorkwam. Door een misverstand is het artikel nooit op de site verschenen, met excuses aan de schrijver bij deze alsnog. Martijn wilde dus zo niet winnen. Iedereen zal de situatie herkennen of tenminste begrijpen. Nee, je wilt niet winnen door een stomme fout van je tegenstander. Niet in golf, tenminste, liever niet... Omdat deze site er ook is voor divertissement en polemiek, draag ik graag twee anekdotes bij. Wat er bij de match Martijn-Gerald gebeurde, deed me meteen denken aan een gelijkaardig voorval tijdens een matchplay-match van vorig jaar tegen René. Op een cruciaal moment, ik geloof dat het om hole 16 ging, lag mijn balletje ook op minder dan een meter van de hole. Die van René lag op de rand van de green, een meter of 20 van de vlag. Het onvoorstelbare gebeurde: René maakte ‘m. En ik pakte m’n bal op, met het idee dat de hole verloren was. René: ‘Wat doe je nou?’ En nog moest hijuitleggen dat ik de hole nog kon halven… Totale paniek in mijn hoofd. Stotterend opperde ik: ‘Mag ik ‘m dan alsnog maken?’ René keek zoals Martijn dacht: tuurlijk, ‘want zo wil ik niet winnen.’ Maar voordat hij had kunnen zeggen dat het mocht, had ik al besloten: nee, ik heb een fout gemaakt, een fout is een fout, hole voor René. En een paar minuten later: match voor René. Bovenstaande illustreert op de eerste plaats dat ik een man ben die traag is van begrip. Ik heb tijd nodig om dingen te doorzien. Soms veel tijd. Daar komt bij dat ik weinig assertief ben van nature en ook niet ad rem, gevat. Het is een van de redenen dat ik graag op onze app ‘NVGJ at WORK’ kijk. Daar kan ik smullen van de rappen van geest, een Rob Hoogland, een René Brouwer, een Helene Wiesenhaan, een Ruud van Breugel, een Pamela Sturhoofd, een Anton Kuijntjes! (Via onze app werd ik er door hen op geattendeerd dat Andy afgelopen zondag zijn laatste voetbalwedstrijd als radioverslaggever zou beleven. Niemand die toen al wist dat Andy later in de week de Slugger Award zou krijgen, die hem natuurlijk van harte is gegund. Enfin, ik keek dus zondag tv en luisterde onderwijl naar zijn en Ragnars verslag van Spanje-Engeland. Na drie minuten kon iedereen zien dat het vermoedelijk een, laten we zeggen, moeizame affaire zou worden. Geen aanvalsopzet lukte, zelfs bij de besten sprongen de ballen van hun voet, volop nervositeit. Dat bleef zo, het was niet om aan te zien. Na een half uur kwam Andy daarom tot mijn stomme verbazing tussenbeide door te melden dat we naar ‘een leuke, spannende wedstrijd’ zaten te kijken… Was dit een gevalletje van professionele deconfiture, een aanwijzing dat ook Andy een man is met een wellicht op andere momenten optredende traagheid van begrip of zou er een geheime, misschien ‘journalistieke’ oorzaak zijn voor dit toch wel opmerkelijke stukje verslaggeving?) Zo zie je maar: ik ben meer van de gedachte achteraf dan van de eerste inval. Maar nu die tweede anekdote, die te maken heeft met de eerste en ook met mijn talent om veel later dan anderen in de gaten te hebben waar het over gaat, meestal toch… Ik doe even verslag van een moment uit onze laatste Master, 6 november 2023, op het Rijk van Nunspeet. De eerste twee in de Order of Merit tegen elkaar: Van der Steen tegen Kuijntjes. De een is nog slechter dan de ander. Ik speel waardeloos, Anton ook. Naderhand, in zijn speech, zou hij zeggen dat er wel vijf afslagen van hem in het bos verdwenen. Dat klopte. De vijfde keer is op hole 9. Anton vindt zijn bal weer en slaat die terug de fairway op. Maar iets te hard. De bal rolt mijn richting op, over de fairway… in een kuiltje. Ik dacht meteen: dat kost hem een slag. Hier moet ik even vermelden dat Anton me voor de match op het hart had gedrukt dat we mochten plaatsen, maar alleen op de fairway. Ik loop intussen verder, Anton komt aanlopen, ik draai me om en… zie Anton met de bal in z’n hand staan. ‘Ik heb ‘m opgepakt’, zegt hij, schijnbaar tot zijn eigen verwondering. Wat nu? Ik loop naar hem toe en doe iets wat me nog altijd achtervolgt: ik zeg zoiets als ‘Het is goed, Anton, ik vind het toch al een rare regel, leg ‘m maar gewoon terug.’ En ik draai me om, richting m’n eigen bal. Wat er vervolgens gebeurt, tart m’n verbeelding, vooral achteraf: Anton geeft ‘m van pakweg 170 meter een hengst en… legt het balletje een meter van de pin. En vanaf dat moment is Anton los. Een paar uur later wordt hij gehuldigd als de nieuwe kampioen. Pas veel later realiseerde ik me dat Anton die bal nooit vanuit dat kuiltje kon hebben geslagen. Ik heb het er met hem ook nooit meer over gehad. Het is goed mogelijk dat hij niet heeft gezien dat zijn bal aanvankelijk in een kuiltje lag, gedropt heeft en dat kuiltje heeft kunnen mijden. Het verhaal is hier niet af. Ver na de wedstrijd reed ik naar huis. Onderweg belde ik mijn geliefde, die me al langer kent. (Ik stuurde haar in 1966 een eerste liefdesbriefje; we zaten in dezelfde klas van de Mulo) Zij is wel snel van begrip, bovendien zeer ad rem en nuchter. Toen ik haar kont deed vroeg ze: ‘En Anton accepteerde jouw voorstel?’ Ik zei: ‘Ja.’ Ze zei: ‘Zou jij zo’n voorstel ook hebben geaccepteerd?’ Het was even stil. Ik schrok. Verrek. ‘Nee’, zei ik. Hier ongeveer eindigt de anekdote. Maar voor mij was de affaire niet voorbij. De hele winter heb ik me afgevraagd waarom ik op dat ene moment (de finale van een serieuze wedstrijd) in hemelsnaam niet de tegenwoordigheid van geest heb gehad te denken: ja, Anton, je hebt zelf nog eens gewezen op de regel: niet oppakken buiten de fairway. Waarom heb ik toen niet in elk geval Anton zelf de oplossing laten verzorgen? Die vraag houdt me nog altijd bezig. Niet de vraag wat hij had kunnen of moeten doen. Het is geen vraag van ethiek. We profiteren allemaal weleens – niet bij golf, in het algemeen, bedoel ik - van een gelegenheid waar iemand anders iets niet ziet of weet, dat is de menselijke natuur. Ik verwijt Anton niets, niets! Maar ik wilde natuurlijk weer ‘pleasen’ (en de conflictvermijder uithangen…) in plaats van Anton zelf te laten zeggen wat hem redelijk leek. Wat zou er dan zijn gebeurd…? Wat zou er trouwens zijn gebeurd als ik sneller had begrepen dat we allebei (hij als speler, ik als marker) goed beschouwd fraude hadden gepleegd? Dat laatste realiseerde ik me pas dagen later. Als ik deze kwestie aan de wedstrijdtafel bekend had gemaakt, was er mogelijk geen ander oordeel geweest dan dat we beiden waren gediskwalificeerd. En dan was Martijn kampioen geworden (en Marijke tweede).